In de kijker: Het Efteling Sprookjesbos – sneeuwwitje

Iedereen die in de Efteling is geweest kent ongetwijfeld het Sprookjesbos. Dit beboste parkgedeelte (Het Marerijk) maakt al onderdeel uit van het park sinds het ontstaan ervan. De allereerste sprookjes, ontworpen door Anton Pieck en Peter Reijnders, openden op 13 mei 1952. Ze vormden de basis voor het succes dat de Efteling sindsdien kent. Alle sprookjes (of scènes eruit) worden uitgebeeld in een tafereeltje in openlucht. Dit gebeurt aan de hand van animatronics, projecties, beelden of fonteinen. Door de luidsprekers klinkt het volledige sprookje. In deze “In de kijker”, nemen we dit speciale gebied onder de loep.

De komende woensdagen wordt er telkens een sprookje toegelicht.

 

 

Sneeuwwitje (1952):

Sneeuwwitje is te zien in de grot waar ze ligt opgebaard. Naast haar glazen kist zijn de dwergen te zien, die verdriet hebben om haar schijnbaar heengaan. Het was één van de eerste tien sprookjes die te zien waren bij de opening van het Sprookjesbos in 1952. De toverspiegel en de vergiftigde appel werden pas tien jaar later toegevoegd. In 1999 werd het kasteeltje van de boze stiefmoeder toegevoegd. Voor kleine kinderen is dit best een angstaanjagend stukje.

 

Verhaal:

Er leefde eens een koning in een prachtig versierd paleis hier ver vandaan.  Al geruime tijd wilde hij een kindje. Gelukkig kwam zijn wens niet lang daarna in vervulling. Hij kreeg samen met de koningin een prachtig dochtertje. Ze noemden haar Sneeuwwitje. Een paar jaar na de geboorte van Sneeuwwitje stierf de koningin en de koning besloot opnieuw te trouwen. De nieuwe koningin was niet zo aardig als haar voorgangster. Ze was enorm ijdel, elke ochtend ging ze voor haar toverspiegel staan en stelde de vraag: ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is het schoonste van heel het land?’ De spiegel sprak dan: ‘Majesteit, gelooft u mij. De schoonste van het land zijt gij.’  Maar op een dag antwoordde de spiegel ‘Majesteit, u bent een schone bloem gelijk. Toch is Sneeuwwitje nu de schoonste van het rijk”.

 

De koningin was woedend. Ze ontbood direct een jager uit de buurt en gaf hem de opdracht om Sneeuwwitje ergens diep in het bos achter te laten. De jager keek de koningin verbijsterd aan, maar voerde het plan toch uit, als onderdaan had hij echter niet veel in de pap te brokken.
Hij nam Sneeuwwitje mee tot diep in de bossen en liet haar achter.  Sneeuwwitje wist niet wat te doen en begon in volle paniek rond te lopen in het gigantische en donkere bos. Na een tijdje kwam ze bij een open plek, waar een klein huisje stond. Sneeuwwitje klopte aan op de deur die op een kiertje stond. Omdat er niemand opendeed, ging ze voorzichtig naar binnen. Ze zag een tafel met zeven kleine bordjes. Omdat Sneeuwwitje van al dat lopen zulke honger had gekregen at ze het voedsel dat op deze bordjes lag op. Toen ze het kleine trapje in de kamer besteeg, zag ze zeven kleine bedjes. Op één van deze bedjes viel ze in slaap.

Het was het huisje van de 7 dwergen. Toen deze s ’avonds terug thuis kwamen, keken ze best vreemd toen ze Sneeuwwitje daar aantroffen.  Stilletjes wachtten de dwergen tot het Sneeuwwitje wakker werd.

Ondertussen was iedereen in het paleis zeer verdrietig. Behalve de gemene stiefmoeder uiteraard, want haar toverspiegel vertelde haar nu weer dat zij de mooiste was van het koninkrijk.
Maar dat was maar van korte duur, na een poosje melde de spiegel weer dat Sneeuwwitje de mooiste was. De boze koningin was woedend en bedacht opnieuw gemeen plan. Ze nam een appel en doopte hem in een grote pot met gif. Vervolgens verkleedde ze zich als een oud vrouwtje en ging op weg naar het huisje van de dwergen. Ze klopte er netjes aan. Sneeuwwitje opende de deur en nam de appel aan.
Door het gif in de appel raakte ze snel bewusteloos.
Toen de dwergen thuiskwamen van het werk, vonden ze Sneeuwwitje bewegingloos op de vloer, met in haar hand nog de giftige appel. Hoe hard ze ook probeerden, het lukte hen niet Sneeuwwitje weer tot leven te brengen. Ze besloten dan maar om een grote glazen kistje te maken voor haar.
Daarin legden ze Sneeuwwitje zachtjes neer op een bedje van mooie bosbloemen.
Dag en nacht waakten de dwergen bij Sneeuwwitje.

Op de derde dag kwam er toevallig een prins voorbij het huisje gereden. Nieuwsgierig keek hij naar de glazen kist. ‘Wat een prachtig meisje ‘, riep hij uit. De prins vroeg de dwergen of hij haar mocht meenemen naar zijn paleis. De dwergen stemden hiermee in. Voorzichtig tilden ze de glazen kist op, maar de kist glipte uit de kleine dwergenhandjes. Door de schok schoot het stukje giftige appel, dat in Sneeuwwitjes keel was blijven steken, naar buiten. Sneeuwwitje werd terug wakker, de dwergen waren dolblij. Ook de prins zijn geluk kon niet op, hij vroeg haar zelfs om met hem te trouwen.

Ze leefden nog lang en gelukkig in het paleis. En de gemene stiefmoeder… die nam haar biezen en keerde nooit meer terug.