Iedereen die in de Efteling is geweest kent ongetwijfeld het Sprookjesbos. Dit beboste parkgedeelte (Het Marerijk) maakt al onderdeel uit van het park sinds het ontstaan ervan. De allereerste sprookjes, ontworpen door Anton Pieck en Peter Reijnders, openden op 13 mei 1952. Ze vormden de basis voor het succes dat de Efteling sindsdien kent. Alle sprookjes (of scenes eruit) worden uitgebeeld in een tafereeltje in openlucht. Dit gebeurt aan de hand van animatronics, projecties, beelden of fonteinen. Door de luidsprekers klinkt het volledige sprookje. In deze “In de kijker: het Efteling sprookjesbos”, nemen we dit speciale gebied onder de loep. De komende woensdagen wordt er een sprookje toegelicht.
Raponsje (2001):
Een heks, een toren, een lange blonde vlecht en een prins. Welk sprookje is dit ? Inderdaad Raponsje (of Rapunzel als je wil).
Verhaal :
Er leefde eens een echtpaar in een streek hier heel ver vandaan. De vrouw was al een tijdje hoogzwanger. Het gezinnetje woonde naast een boze heks. In de tuin van deze boze heks groeiden prachtige rapunzelklokjes.
De zwangere vrouw was zo verzot op deze rapunzels dat ze ervan kon blijven eten.
Haar man klom daarom regelmatig over de muur van de tuin. Op zekere dag werd hij hierop betrapt door de heks. Ze vertelde hem dat hij zoveel rapunzels voor zijn vrouw mocht plukken als hij wou, op voorwaarde dat ze het kindje aan haar zouden schenken van zodra het geboren was.
Het koppel ging hiermee akkoord. Toen de dochter werd geboren, noemde de heks haar Raponsje. Raponsje groeide op bij de heks. Wanneer ze twaalf jaar oud werd en in de ogen van de heks veel te knap, werd ze opgesloten in een hoge toren. De toren had geen enkele trap of deur, enkel een raam. Telkens wanneer de heks naar binnen wilde riep ze: “Raponsje, Raponsje! Laat je vlechten neer!”
Elke keer weer liet Raponsje haar lange haar vanuit het torenraam naar beneden vallen, zodat de heks via de vlecht omhoog kon klimmen. Om de eenzaamheid en verveling te verdrijven zong Raponsje vanuit haar toren de mooiste liederen.
Op een dag passeerde langsheen de toren een jonge prins. Hij hoorde haar gezang en hij werd op slag verliefd op Raponsje. Elke dag kwam hij naar Raponsje luisteren, totdat hij op een keer toevallig zag hoe de heks via de vlechten van Raponsje omhoogklom. Nu wist hij eindelijk hoe hij bij Raponsje kon komen. Helaas voor hem had de heks ontdekt dat hij elke dag naar de toren kwam luisteren naar het prachtige gezang. De heks was zo boos dat ze de vlechten van Raponsje afknipte. Vervolgens stuurde ze Raponsje de wildernis in.
De heks hing de afgeknipte vlechten aan het raam en wachtte geduldig af totdat de prins naar boven klom. Wanneer de prins uiteindelijk boven aankwam, merkte hij snel dat hij de heks aantrof in plaats van Raponsje.
Als hij verneemt dat Raponsje de wildernis is ingestuurd, springt hij uit het raam. De rozenstruiken, beneden aan de toren, breken zijn val. Doordat hij met zijn ogen in de doorns valt, werd hij vervolgens blind.
Jarenlang zocht hij naar Raponsje, totdat hij op een dag een prachtige stem hoorde in het bos. Dat moet ze zijn dacht hij.
Toen ze elkaar in de armen vielen, gebeurde er een mirakel. De prins kon weer zien. Ze leefden samen nog lang en gelukkig.
Bron: Efteling en Eftelpedia