Als je al eens in de Efteling geweest bent, dan heb je naar alle waarschijnlijkheid wel een ritje gedaan op de attractie “De vliegende Hollander”. Wij doken in ons maritiem archief op zoek naar het verhaal achter deze attractie. Verhalen over spookschepen bestaan al sinds mensenheugenis.
Zeelui die aan wal kwamen, vertelden vaak de meest mysterieuze verhalen over spookschepen die ongeluk brachten over diegene die ze tegenkwam. Verhalen over verschrikkelijke moordlustige zeemonsters waren ook erg in trek.
Destijds pikten enkele Engelse schrijvers al deze verschillende elementen, afkomstig uit de talrijke volksverhalen op en goten dit in een stevig verhaal. Zo ontstond de sage van “de vliegende Hollander”.
Het verhaal verscheen in 1821 voor het eerst in het Engelse ‘Blackwoods Edinburgh Magazine’.
In de zeventiende en achttiende eeuw waren de Engelsen de grootste concurrent van de Nederlanders, zowel op economisch als op militair vlak. Het ging de Nederlanders voor de wind. Deze periode staat nu bekend als de gouden eeuw der Nederlanden.
De Hollanders, verenigden zich onder een overkoepelende handelsorganisatie (met militaire bevoegdheden), genaamd de VOC. Wereldwijd wisten ze een succesvol handelsnetwerk op te richten. Na verloop van tijd gingen ze zelfs de strijd aan met andere grootmachten zoals de Engelsen, de Spanjaarden, Portugezen en de Fransen. Volgens de Engelsen wilden de Nederlanders, met hun snellere schepen, al vliegend, naar Indië varen om handel te drijven en weer terug naar Europa te keren, om daarna opnieuw te vertrekken. Geld verdienen was het hoogste goed, zelfs op christelijke feestdagen werd er uitgevaren.
Ondanks dat het verhaal naar alle waarschijnlijkheid volledig verzonnen was, beweerden heel wat zeelui dat ze dit schip zelf hadden gezien in levende lijve. Volgens de getuigenissen zou het schip drie masten met gigantische bloedrode zeilen hebben, waardoor een felrood licht scheen, wat zorgde voor een angstaanjagende blik. Het schip zou ook altijd tegen de wind in varen en lijkt telkens een beetje boven het wateroppervlakte te zweven. Als een ander schip de kans had om langszij het schip te varen, trof men niemand aan boord van het spookschip. Nochtans wist dit schip perfect te manoeuvreren over de zeven zeeën.
In 1941 zou het schip ook gezien zijn door een Duitse onderzeeër, geleerden denken echter dat het hier een luchtspiegeling betrof.
Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw bleven er getuigenissen aan de oppervlakte komen over eventuele ontmoetingen met De Vliegende Hollander, zou het dan toch geen verzinsel zijn ?
Doorheen de jaren zijn er verschillende versies van het verhaal opgeschreven.
De versie, waarop de attractie in de Efteling is gebaseerd, is de sage van Willem van der Decken. Willem was een op geld beluste Hollandse kapitein die erop stond om op paasmorgen, ondanks de hevige storm uit te varen naar de Oost. Samen met zijn VOC-schip en volledige bemanning, besloot hij de haven in Nederland te verlaten en koers te zetten naar Oost-Indië. De kapitein had geen tijd te verliezen, hoe meer hij heen en weer kon varen naar deze verre exotische regio, des te meer grondstoffen en producten hij kon verschepen, en hoe meer geld hij dus hiermee kon verdienen.
“Niets of niemand, geen sterveling zal mij ervan weerhouden morgen uit te varen, ik zal varen, storm of geen storm, Pasen of geen Pasen, verbod of geen verbod, al is het tot d’n eeuwigheid. Ik zal varen!”, zo klinkt zijn legendarische uitspraak (is ook te horen in de attractie).
Na een lange reis bereikte het schip uiteindelijk Kaap de Goede Hoop in Zuid Afrika. Toen de kapitein besloot om verder te varen, en zo weinig tijd te verliezen, kwam de bemanning in opstand. Ze wilden niet langer hun leven te riskeren in de zware stormen. De kapitein werd echter zo kwaad op zijn bemanning, dat hij de stuurman overboord gooide en riep: “God of de duivel… de Kaap vaar ik om, al moet ik varen tot het laatste oordeel.’ De rest van de bemanning was ook geen lang leven beschoren. Voor straf raakte het schip in de macht van de duivel. De kapitein moest eeuwig blijven rondvaren op zee, door zijn wrede daad. De dode bemanning verricht zwijgend haar taken, tijdens hun lange reizen.
Men vermoedt dat de oorsprong van het verhaal te vinden zou zijn bij de verhalen over een zekere Fries Barend Fockesz. Hij is één van de zeelui die onlosmakelijk aan de sage van de Vliegende Hollander wordt gekoppeld. In 1678 wist hij met zijn VOC schip in een recordtempo naar India te varen. Omdat niemand anders zo snel deze overtocht had kunnen maken, ontstond al snel het gerucht dat hij een pact met de duivel had afgesloten. Dit gerucht nam al snel de vorm aan van een waar volksverhaal. De duivel zou hem zeven jaar lang snelheid en voorspoed bezorgen, in ruil daarvoor moest hij daarna voor eeuwig rondvaren met zijn schip over de zeven zeeën.
Naast de versie van Willem van Der Decken of Fries Barend Fockesz bestaan er nog andere versies met Falkenberg, Van Straten, Ramhout van Dam, Pieter van Halen of Davy Jones in de hoofdrol. Het hoofdpersonage verschilt misschien wel, maar het verhaal is wel telkens hetzelfde.
Bron: Wikipedia