Begin september kreeg Pairi Daiza de eer om opnieuw Tasmaanse duivels te verwelkomen in het park. Deze dieren vormen één van de meest iconische diersoorten van de Australische fauna en zijn de enige nog bestaande vleesetende buideldieren. De mannelijke duivels konden de afgelopen twee weken wennen aan hun binnenverblijf en zijn nu ook zichtbaar voor bezoekers. Mede dankzij de inspanningen van Pairi Daiza, één van slechts zeven Europese plaatsen waar de soort wordt gehuisvest, wordt er een reservepopulatie opgebouwd buiten het Australische continent.
Marvin en Merri aangekomen
De Tasmaanse duivels zijn zeldzaam buiten Australië. Slechts 7 dierenparken in Europa hebben de toestemming van de Tasmaanse overheid om deze buideldieren te huisvesten. Marvin en Merris kwamen aan vanuit Kopenhagen, de reproductiehub van de soort buiten Australië. Na een quarantaine van twee weken genieten de twee mannetjes nu van hun buitenverblijf in het hart van de Australische kaap.
Pairi Daiza ontving in 2017 al Tasmaanse duivels van de zoo van Kopenhagen, deze dieren zorgden toen voor een mooie aanwinst in het Australische deel van het park. Deze dieren danken hun naam aan hun spitse oren, hun zwarte vacht en de rode kleur die ze krijgen als ze opgewonden raken. Dit in combinatie met het hoge geschreeuw dat ver hoorbaar is en de afscheiding die ze produceren zijn ze goed voorzien van verdedigingsmechanismen. Deze dieren zijn eerder schuw, jagen ’s nachts en kunnen op korte tijd tot 40% van hun eigen lichaamsgewicht verorberen. Het was even wachten op een aanwinst voor de soort maar ondertussen hebben de halfbroers Marvin en Merris hun intrek genomen.
Marvin en Merris zullen zich tot nader order niet mogen voortplanten in Pairi Daiza. Enkel de zoo van Kopenhagen kan beslissen welke Tasmaanse duivels hiervoor in aanmerking komen. Men wil hiermee garanderen dat met de juiste dieren wordt gekweekt om een reservepopulatie aan dieren te hebben mocht de slinkende groep duivels in het wild helemaal uitsterven. Pairi Daiza kreeg als één van zeven Europese dierenparken de toestemming om de Tasmaanse duivels te huisvesten. In samenwerking met de zoo van Kopenhagen werkt het aan het programma ter bescherming van de soort.
Kanker bedreigt voortbestaan
Door de geschiedenis heen stond de Tasmaanse duivel meerdere keren op de rand van uitsterven. Hij werd gezien als overlast en bejaagd en het aantal duivels nam een diepe duik midden vorige eeuw. Nu wordt de Tasmaanse duivel geconfronteerd met de Devil Facial Tumour Disease (DFTD) deze besmettelijke kanker treft enkel deze diersoort. De ziekte wordt overgedragen door vechten, bijten en bij voortplanting en is één van de enige kankers die kan overgedragen worden. Sinds 1996 is 90% van de wilde populatie uitgestorven en de ziekte slaat, door het ontbreken van een werkend vaccin of geneesmiddel, nog steeds wild om zich heen. De Tasmaanse overheid probeert met kweekprogramma’s de soort te behoeden van uitsterven maar vecht tegen een krachtige vijand. De Europese reservepopulatie, waar Marvin en Merris toe behoren, is daarom des te belangrijker. Als de inheemse Tasmaanse duivels ooit volledig verdwijnen zijn het hun soortgenoten die in de Europese dierenparken verblijven die voor een nieuwe lichting kunnen zorgen om in het wild te worden geherintroduceerd. Tasmaanse duivels staan nog altijd geclassificeerd als ‘bedreigd’ op de red list van de International Union for Conservation of Nature (IUCN).
Australische expertise
De verzorgers van Pairi Daiza werden opgeleid in Aussie’s ark, één van de centra op het Australische vasteland dat probeert om een reservepopulatie op te bouwen om de wilde Tasmaanse duivels op het eiland te redden. Hoewel de samenwerking met het project is afgelopen blijft de expertise die werd opgedaan nog aanwezig in het park dankzij de opgeleide verzorgers. Dit helpt om twee Tasmaanse duivels in optimale omstandigheden te kunnen tonen in het Park, een iconische soort voor het Australische continent. Pairi Daiza hoopt te mogen blijven bijdragen aan een gezonde reservepopulatie in Europa om zo het voortbestaan van de soort in haar natuurlijke habitat veilig te stellen.