In de kijker: Het Efteling Sprookjesbos – De zes dienaren

Iedereen die in de Efteling is geweest kent ongetwijfeld het Sprookjesbos. Dit beboste parkgedeelte (Het Marerijk) maakt al onderdeel uit van het park sinds het ontstaan ervan. De allereerste sprookjes, ontworpen door Anton Pieck en Peter Reijnders, openden op 13 mei 1952. Ze vormden de basis voor het succes dat de Efteling sindsdien kent. Alle sprookjes (of scènes eruit) worden uitgebeeld in een tafereeltje in openlucht. Dit gebeurt aan de hand van animatronics, projecties, beelden of fonteinen. Door de luidsprekers klinkt het volledige sprookje. In deze “In de kijker”, nemen we dit speciale gebied onder de loep.

 

 

De zes dienaren (1952):

In deze scene is ‘Langnek’ te zien. Dit figuur is zeer typerend voor de Efteling en werd al meerdere malen gebruikt in de ontelbare reclamecampagnes voor het park. Hij tuurt, met zijn enorm lange nek, over de boomkruinen van de Efteling op zoek naar de prinses. De andere 5 dienaren zijn te zien op de tekeningen in het huisje aan de overkant.

Verhaal:

Er leefde eens heel lang geleden, in een land hier ver vandaan, een gemene koningin. Ze had een beeldmooie stiefdochter. Van heinde en verre kwamen talloze prinsen haar ten huwelijk vragen.
Aan iedere prins die om haar hand kwam vragen, gaf ze een moeilijke opdracht. Die opdrachten eindigden altijd met de dood van de prins in kwestie.

Op een zekere dag klopte er weer een prins aan bij het paleis. Hij was vergezeld van zes dienaren, die had hij leren kennen op weg naar het paleis.

De eerste, Putoor had enorme oren, daarmee kon hij alles horen wat er ook maar ter wereld werd verteld.
De tweede, Springkuit, had enorme lange benen. Hij kon gemakkelijk de hele wereld rond lopen in een uurtje tijd.
De derde dienaar had de naam Heuvelbuik meegekregen van zijn moeder omdat, je raadt het al, een gigantische buik had. Naar verluid kon hij de hele oceaan in één teug leegdrinken.

Kogeloog, de vierde van het gezelschap had steeds een blinddoek om, zijn blik was namelijk zo sterk dat alles waar hij naar keek in duizenden stukjes uit elkaar viel.
De vijfde dienaar heette Koukleum, al was het 50°c, de arme kerel had het nog koud.
Tenslotte was er nog Langnek (inmiddels het bekendste figuur). Hij had een nek die hij zo lang kon uitrekken dat hij over de hele wereld kon zien.
De prins, vergezeld van zijn zes dienaren, beweerde dat ze in staat waren de opdrachten van de koningin met succes te voltooien. De koningin kwam niet meer bij van het lachen. Als eerste opdracht moesten ze de prinses zoeken, hier kregen ze echter maar een kwartier voor.
Langnek rekte zijn enorme nek uit en speurde het koninkrijk af.  Vervolgens hield Putoor zijn gigantische oor tegen de grond en kon haar horen huilen. Onmiddellijk nam Springkuit de prins op zijn rug. Koukleum en Kogeloog nam hij onder zijn rechterarm, Heuvelbuik onder zijn andere. Hij begon te rennen als een gek naar de plek waar de koningin de prinses verborgen had. Onderweg maakte ze al snel kennis met het eerste obstakel, een groot meer. Dat was geen probleem voor Heuvelbuik, die dronk het meer netjes leeg.  Even later kwamen ze aan bij een grote rots die de weg blokkeerde. Kogeloog nam zijn blinddoek af en de rots spatte in duizenden stukjes uiteen. Tenslotte bereikten ze een enorm vuur. Koukleum blies het snel uit met zijn ijskoude adem.
Het gezelschap bevrijde de prinses uit haar enge schuilplaats en namen haar mee terug naar het paleis. Ze arriveerden net voordat het kwartier was verstreken. De Boze koningin werd zo kwaad, toen ze zag dat de prinses bevrijd was, dat ze van woede in rook opging. De prins bedankt zijn zes dienaren en trouwde met de prinses. Ze leefden allen nog lang en gelukkig.