In de kijker: Efteling sprookjesbos – Het Kabouterdorp

Iedereen die in de Efteling is geweest kent ongetwijfeld het Sprookjesbos. Dit beboste parkgedeelte (Het Marerijk) maakt al onderdeel uit van het park sinds het ontstaan ervan. De allereerste sprookjes, ontworpen door Anton Pieck en Peter Reijnders, openden op 13 mei 1952. Ze vormden de basis voor het succes dat de Efteling sindsdien kent. Alle sprookjes (of scenes eruit) worden uitgebeeld in een tafereeltje in openlucht. Dit gebeurt aan de hand van animatronics, projecties, beelden of fonteinen. Door de luidsprekers klinkt het volledige sprookje. In deze “In de kijker: het Efteling sprookjesbos”, nemen we dit speciale gebied onder de loep. De komende woensdagen wordt er een sprookje toegelicht.

 

Het kabouterdorp (1952):
Een dorpje, midden in het sprookjesbos, waar ontelbare kaboutertjes leven. Bij de opening, kon je enkel maar door de paddenstoelen doorlopen, er waren helemaal nog geen kabouters te bespeuren. Pas in 1972 werd het eerste kabouterhuisje gebouwd. De holle boom en de scène van de muziekkabouter volgden 2 jaar later. In 1980 volgde er weer een uitbreiding, dit keer was het de beurt aan het huisje van de schrijvende kabouter (af en toe kijkt deze eens naar de bezoekers om vervolgens terug verder te pennen, als je goed oplet, kan je enkele verwijzingen naar andere sprookjes lezen op de perkamenten en boeken die zich in deze ruimte bevinden) en het kabouterhuisje met het waterrad. Voor het huisje is een klein bruggetje te vinden met een hekje. Wanneer je het hekje probeert open te doen, komt kabouter Druppel een kijkje kijken.

Verhaal 1:

Er leefde eens een koning tezamen met zijn drie mooie dochters in een land hier ver vandaan. Zijn 2 oudste dochters waren zeer muzikaal aangelegd. De jongste, genaamd Estrella, daarentegen kon zelfs met de grootste moeite maar amper maat houden op een trommel. Zingen was ook al niet haar sterkste eigenschap en bij het dansen struikelde ze meer dan dat ze overeind stond.
De koning was ten einde raad en zond zijn ‘minister van Vrolijke Zaken’ erop uit om een muziekonderwijzer voor haar te vinden. Deze luie man had echter niet veel zin om hier naar op zoek te gaan en besloot om de opdracht door te geven aan de lokale klokkenluider. De klokkenluider was echter al even lui als de minister en gaf de opdracht op zijn beurt door aan de lokale poortwachter. Deze was dan misschien niet lui, maar zag deze missie eerder als een onmogelijke missie. De man die de jongste dochter kon leren musiceren of dansen bestond volgens hem toch niet.

Wederom werd de opdracht doorgegeven, ditmaal aan de hofmandenmaker.
Toen de koning aan de minister vroeg waarom hij nog niet op reis was vertrokken om een muziekleraar voor Estrella te vinden antwoorde hij dat hij de opdracht had doorgegeven aan de klokkenluider. De luie minister werd op staande voet ontslagen.

Intussentijd verliep de opdracht van de mandenmaker niet echt succesvol, hij kon maar niemand vinden die zo gek genoeg was om de prinses te onderwijzen. Op een dag ontdekte de mandenmaker een pittoresk kabouterdorpje, hier hoorde hij de mooiste muziek die hij ooit gehoord had. Toen hij een kijkje nam in de holle boom, zag hij een kabouter die achter een klavecimbel zat.

Al snel werd duidelijk dat deze muziekkabouter in staat zou kunnen zijn om de opdracht te voltooien. De mandenmaker ontving van hem een gouden stemvork. Met dit voorwerp zou hij de prinses kunnen betoveren zodat ook zij de mooiste muziekklanken kon produceren.

Hij ging onmiddellijk terug naar het paleis, waar op dat moment een groot feest gevierd werd. Hij sloeg de stemvork op een voorwerp, dat vlakbij de prinses stond. Op dat moment begon ze sierlijk te dansen. Bij de tweede slag met de stemvork zong ze een prachtig lied. De mandenmaker meldde zijn ontdekking daarna aan de koning, die de man promoveerde tot zijn nieuwe ‘minister van Vrolijke Zaken’. De koning was de muziekkabouter zo dankbaar dat hij iedere week een kistje van zijn beste wijn naar hem opstuurde. Estrella trouwde met de nieuwe “minister van Vrolijke Zaken” en ze leefden nog lang en gelukkig.

Verhaal 2:

Er was eens een kaboutervolkje dat vrolijk te midden van een groot bos woonde.
Ze leefden in kleine stenen huisjes, grote woonpaddenstoelen of een holle boom.
In deze holle boom woonde de bijzondere kabouter Riedeltje. Hij was de muziekkabouter van het dorp. Elke dag speelde hij op zijn kleine pianootje.
Speciaal voor het aankomende lentefeest had Riedeltje een nieuw liedje gemaakt.

Riedeltje hield nogal van lekkere wijn, hierdoor had hij de volgende dag wat hoofdpijn. Toen hij naar buiten liep voor wat frisse lucht viel de deur van zijn boomhuisje plotsklaps dicht.
De sleutel van de deur lag echter nog binnenshuis. Terwijl hij hard tegen de deur duwde, bleek al snel dat deze niet zo makkelijk open te krijgen was.
Snel ging hij in het dorp op zoek naar hulp.

In de huisjes rondom dat van hem bleken alle kabouters al te slapen, hij besloot daarom maar om verder op zoek te gaan naar iemand die hem kon helpen. Ietsje later kwam Riedeltje bij een beekje, waar een kaboutervrouwtje de was deed. Haar naam was Tobbelientje. Nog voordat Riedeltje zijn probleem kon uitleggen, vertelde ze hem dat ze het enorm druk had. Hij moest maar hulp vragen aan kabouter Druppel. Riedeltje klopte onmiddellijk op de deur van Druppel’s huisje. Met een slaperig hoofd opende Druppel de deur. Hij sliep nog half en dacht hij dat niemand voor de deur stond en kroop terug in zijn bedje. Wanneer Riedeltje opnieuw aanklopte, lag Druppel alweer stevig te ronken.

Riedeltje zette zijn tocht verder en ontmoette zo Dobbertje, een kabouter die de helft van zijn tijd vult met vissen. Dobbertje kon hem helaas niet helpen. Al snel bleek dat niemand hiertoe in staat was of naar zijn probleem wou luisteren.
Alle kabouters hadden wel een smoesje klaar. Riedeltje werd er moedeloos van en besloot een wandelingetje te gaan maken. Toen hij enorm moe was van al dat wandelen viel hij in slaap bij een meertje. Ondertussen begon het de andere kabouters op te vallen dat het zo stil was in het dorp. Ze vonden het maar al te vreemd dat er geen gelukzalige muziek meer uit de holle paddenstoel klonk? Ze vroegen zich allemaal af waar Riedeltje was? De kabouters werden ongerust en kwamen tot het besluit dat ze de deur moesten zien open te krijgen.

Ze beukten met gezamenlijke kracht de deur open.
Op dat moment kwam Riedeltje aangelopen en bedankte de kabouters voor het openmaken van de deur. Hij ging weer netjes achter zijn piano zitten en zong als dank zijn nieuwe lied dat hij voor het feest had gecomponeerd.