In de kijker: Het Efteling Sprookjesbos – De Indische Waterlelies

Iedereen die in de Efteling is geweest kent ongetwijfeld het Sprookjesbos. Dit beboste parkgedeelte (Het Marerijk) maakt al onderdeel uit van het park sinds het ontstaan ervan. De allereerste sprookjes, ontworpen door Anton Pieck en Peter Reijnders, openden op 13 mei 1952. Ze vormden de basis voor het succes dat de Efteling sindsdien kent. Alle sprookjes (of scenes eruit) worden uitgebeeld in een tafereeltje in openlucht. Dit gebeurt aan de hand van animatronics, projecties, beelden of fonteinen. Door de luidsprekers klinkt het volledige sprookje. In deze “In de kijker: het Efteling sprookjesbos”, nemen we dit speciale gebied onder de loep. De komende woensdagen wordt er een sprookje toegelicht.

 

 

De Indische waterlelies (1966):

Een sprookje over zeven betoverde elfjes die door een heks gedoemd zijn te dansen. Het verhaal werd geschreven door de Belgische koningin Fabiola.

Verhaal:

In het verre India, in een oerwoud waar nog nooit een mens voet had gezet, lag een klein meertje.
Op het water dreven zeven waterlelies.

Hier leefde een lelijke heks, omdat ze zo lelijk was durfde ze alleen ’s nachts uit haar schuilplaats tevoorschijn te komen. Haar neus was groot en krom en haar haren waren bleek en grauw.

Als de maan hoog aan de hemel stond, beklom ze de kale rots in de nabijheid van het meer. Daarop begon ze te zingen. In tegenstelling tot haar lelijke verschijning klonk haar gezang zo mooi, dat geen dichter het ooit zou kunnen beschrijven. Haar stem had de macht om ieder die het maar hoorde, te betoveren.

De heks wist dat bij elke volle maan de maanfee en haar gevolg op aarde neerdaalde. Vervolgens danste zij op de waterspiegel van dat oerwoudmeer.

De kleine feeën droegen zilveren jurkjes die oogverblindend schitterden wanneer ze sierlijk dansten op de tonen van het heksengezang. Heel de lange nacht danste de Maanfee en haar sterrenkinderen. In het water verschenen zilveren kringetjes op de plaatsen waar hun voetjes de oppervlakte raakten.
Hoe meer de nacht vorderde, hoe luider de heks zong. Het was haar echter nog nooit gelukt om de Maanfee en haar gevolg in haar ban te krijgen, tot op een keer.

Toen het ochtend werd en de maan verbleekte door het ochtendgloren waren er 7
ongehoorzame feeën die liever verder dansten.
Omdat de kracht van de maan afnam, werden ze onderhevig aan de invloedrijke stem van de heks.
Terwijl de heks onophoudelijk verder zong smeekte ze de opkomende zon
om haar de schoonheid te schenken van deze feeën. De zon ontnam vervolgens de zilverglans van de zeven sterrenkinderen en schonk die aan de heks. Haar haren blonken vanaf nu zoals nooit tevoren.
De zeven feeën dansten door, bleek en glansloos maar nog steeds even mooi als hun
sterrenzusters aan de hemel. Ze mocht nu dan wel de mooiste heks van het oerwoud zijn, die zeven feeën op het water waren nog altijd duizendmaal schoner dan zij.
Uit nijd veranderde de heks hen in waterlelies.

Slechts om middernacht geeft de heks hen hun gestalte terug, opdat de zeven feeën haar met hun dans kunnen vermaken. Maar naar de hemel kunnen ze nooit meer terug en bij het ochtendgloren veranderen ze weer in witte waterlelies, die met gesloten kelken drijven op dat kleine meer ergens in de oerwouden van India.

 

Bron: Efteling en eftelpedia