Hoe sprookjes al in 1952 het verschil maakten voor de Efteling

Het getal 7 is een magisch getal dat veel voor komt in sprookjes. Wie kent niet de zeven geitjes die de wolf te slim af zijn, of de zeven dwergen die Sneeuwwitje in huis nemen. Of bijvoorbeeld de zevenmijlslaarzen waarmee Klein Duimpje met zijn broers – samen zeven jongens – aan de reus ontsnapt. De Efteling is intussen 70 jaar hoeder van het Sprookje en morgen, 7/7 is het de Dag van het Sprookje. Voor het 70-jarig jubileum kijkt Dr. Moniek Hover, Lector Storytelling Breda University of Applied Sciences (voorheen NHTV) terug naar het ontstaan van de Efteling. Het park dat zeventig jaar geleden een start maakte als Sprookjesbos met tien sprookjes. Waarom werd gekozen voor een Sprookjesbos? Welke keuzes moesten worden gemaakt en vooral: wat deed het Sprookjesbos met de mensen in 1952?

 

 

Waarom werd gekozen voor een Sprookjesbos?

In de geschiedenis is opgetekend dat Betty Perquin, de vrouw van burgemeester Van der Heijden van de gemeente Loon op Zand haar man in 1951 voorstelde om een sprookjestuin met levensechte sprookjes te creëren. Dat zou het toerisme in zijn gemeente in der tijd een goede impuls geven. Hover: “Je moet deze keuze zien in de tijdsperiode van de vroege jaren 50. Er werd in Loon op Zand en omgeving decennia lang hard gewerkt in de leer- en schoenindustrie. Na de oorlog werd er snel veel gebouwd en verschenen er steeds meer fabrieken. De industrialisatie steeds belangrijker. Mensen kregen geleidelijk iets meer vrije tijd. Maar er was een 6-daagse werkweek en men had nog geen twee weken vakantie per jaar. Niet veel mensen gingen echt op vakantie, maar men keek uit naar de jaarlijkse kermis. Ook gingen mensen graag de natuur in om even te ontsnappen aan de stedelijke omgeving en het harde werken. Sprookjes werden van oudsher bedacht of verteld om het leven te verlichten met ‘vermaak’ maar ook om kinderen iets te leren of hen te waarschuwen (zgn. Schreckenmärchen).” Begin jaren 50 zag de burgemeester kansen voor recreatie ​en toerisme als economische activiteit en wilde dat ontwikkelen met ‘verantwoord’ vermaak.” Met de suggestie van zijn vrouw in gedachten betrok de burgemeester zijn zwager, cineast Peter Reijnders. Die haalde romantisch illustrator Anton Pieck over om dat Sprookjesbos te ontwerpen. Aan de hand van zijn talrijke schetsen en tekeningen kreeg het Sprookjesbos vorm. Peter Reijnders bracht de sprookjes tot leven met techniek. Zo werden burgemeester Van der Heijden, Peter Reijnders en Anton Pieck de grondleggers van de Efteling.

 

Wat betekende de komst het Sprookjesbos in die tijd voor bezoekers?

Hover: “In de jaren 50 was er geen televisie en maar beperkt radio. Sprookjes werden vanwege hun opvoedkundige boodschap en achterliggende moraal ook door het publiek omarmd als ‘verantwoord’ vermaak. Ze werden van oudsher vaak mondeling verteld of voorgelezen. Een boek kreeg je hooguit één keer per jaar voor een bijzondere gelegenheid. Sprookjes vormden een tegenhanger voor de jachtige samenleving. Ze speelden zich vaak af in de natuur, er kwam soms romantiek bij kijken en de fantasie werd aangesproken. Destijds zorgden sprookjes al voor herkenning, zij riepen ook toen al herinneringen op aan de eigen kindertijd en de ​nostalgische gevoelens daarbij. In het Sprookjesbos met kleur, klank en beweging werd die verwondering over sprookjes uit de eigen jeugd tot werkelijkheid. Een bezoekje aan ‘de blijde wereld’ die de Efteling heette kostte in 1952 0,80 gulden (€ 0,36). De mensen kwamen erheen om zich te ontspannen in een natuurlijke omgeving en om te worden verwonderd door de sprookjes. Ook konden ze wandelen of spelen in de grote speeltuin, maar de sprookjes maakten het verschil.”

 

Op 31 mei opende het Sprookjesbos met tien sprookjes: Doornroosje, Sneeuwwitje en de zeven dwergen, De Kikkerkoning, De magische klok, De Chinese nachtegaal, De sprekende papegaai, Langnek, Het Kabouterdorp, (De put van) Vrouw Holle en Kleine Boodschap.

 

Hover vervolgt: “De sprookjesachtige elementen zoals de muzikale paddenstoelen, de kabouterhuisjes en de sprekende papegaai baarden opzien. Om nog maar te zwijgen van de groeiende nek van Langnek en het Grimm-sprookje dat daar te horen was.”

 

Dat het Sprookjesbos al snel bekendheid kreeg hadden de grondleggers dan weer niet verwacht. In de media werd er uitgebreid bericht over de wonderen in Kaatsheuvel. Onder andere De Echo van het Zuiden, Waalwijkse en Langstraatse Courant deden daar in 1952 uitgebreid verslag van. ‘Er was eens… neen, drukker, er moet staan: Er is nu het Natuurpark “De Efteling”… en ga nu maar door, want in de Efteling is het sprookje geen verleden, doch werkelijkheid in de tegenwoordige tijd.’ De aanwezige journalisten ervoeren als eersten het Sprookjesbos waarin sprookjes werden uitgebeeld met bewegende (!) figuren. Het was de geboorte van de verwondering, die voor altijd aan de Efteling verbonden zal blijven.

 

Wat voor keuzes moesten er worden gemaakt?

Tijdens haar onderzoek in het Efteling-archief vond Moniek Hover terug dat de eerste tien sprookjes van het Sprookjesbos die ontwikkeld werden, het publiek vooral moesten verbazen.

 

“Daarom werd gekozen voor een aantal bekende maar ook een aantal zelf geschreven sprookjes. Hoe de sprookjes eruit moesten zien bepaalden Anton Pieck en Peter Reijnders. Pieck baseerde zijn tekeningen vaak op illustraties die hij had gemaakt voor de Sprookjes van Grimm (1942). Hij bedong dat de sprookjes eruit moesten zien alsof ze er al honderd jaar stonden en dat ze precies naar zijn ontwerp gebouwd zouden worden met duurzame materialen: stenen muurtjes en huisjes met echte dakpannen. Reijnders pionierde met geluid, muziek en beweging om een onvergetelijke ervaring te creëren. Welke versie precies paste bij de Efteling werd ook besproken. Vaak werd gekozen voor die van de gebroeders Grimm, die iets minder bruut waren dan sommige eerdere versies. Vanaf het begin werd rekening gehouden met de beleving van kinderen. Het sprookje Roodkapje mocht niet té griezelig zijn, niet in de uitbeelding en dus ook niet in de gesproken vertelling bij het huisje. Zo werd het opeten van Roodkapje niet expliciet genoemd maar wordt het aan de fantasie van de bezoekers overgelaten: “Jullie weten allemaal hoe het verder gaat…”.”

 

 

Sprookjes springlevend na 70 jaar Efteling
Het Sprookjesbos telt inmiddels 30 sprookjes. Het park in Kaatsheuvel is in zeventig jaar uitgegroeid tot een attractiepark dat meetelt in de internationale top. En nog steeds vertelt de Efteling verhalen. De sprookjes van de gebroeders Grimm, Hans Christian Andersen en Charles Perrault kregen gezelschap van ándere sprookjes. Verhalen die horen bij grote attracties zoals de achtbanen De Vliegende Hollander, Joris en de Draak of Baron 1898. Verhalen bij familieattracties zoals Sirocco en Archipel, gebaseerd op de zeereizen van Sindbad de Zeeman uit de sprookjes van 1001 Nacht. Moniek Hover: “Sprookjes zijn en blijven springlevend in de Efteling. Niet alleen op de Dag van het Sprookje.” 
 
Dr. Moniek Hover is ‘Lector’ Storytelling aan de Breda University of Applied Sciences (Nederland), waar zij onder andere onderzoek doet naar storytelling en beleving in de context van vrijetijd en toerisme. Zij promoveerde in 2013 aan de Universiteit van Tilburg op de case studie “De Efteling als ‘Verteller’ van Sprookjes”.