In de kijker: Het Efteling Sprookjesbos – Het bruidskleed van Genoveva

Iedereen die in de Efteling is geweest kent ongetwijfeld het Sprookjesbos. Dit beboste parkgedeelte (Het Marerijk) maakt al onderdeel uit van het park sinds het ontstaan ervan. De allereerste sprookjes, ontworpen door Anton Pieck en Peter Reijnders, openden op 13 mei 1952. Ze vormden de basis voor het succes dat de Efteling sindsdien kent. Alle sprookjes (of scenes eruit) worden uitgebeeld in een tafereeltje in openlucht. Dit gebeurt aan de hand van animatronics, projecties, beelden of fonteinen. Door de luidsprekers klinkt het volledige sprookje. In deze “In de kijker: het Efteling sprookjesbos”, nemen we dit speciale gebied onder de loep. De komende woensdagen wordt er een sprookje toegelicht.

 

Het bruidskleed van Genoveva (1957)

Het enige sprookje in het sprookjesbos dat bestaat uit levende dieren. Een tiental fel gekleurde duiven (rondom het Herautenplein) verwijzen naar het sprookje van Genoveva.

Verhaal:

Er leefde eens een mooie prins in een land hier ver vandaag, genaamd Arthur. Op een dag ontmoette hij de knappe prinses Genoveva. Ze werden op slag verliefd en al spoedig besloten ze om met elkaar te trouwen.

Het koppeltje in spé ging ontzettend veel wandelen in de groene omgeving. Tijdens één van die wandelingen zei de prins: “Kijk, het geel van de boterbloemen en het blauw van de korenbloemen en dat rood van de klaprozen, al die mooie kleuren zouden in je bruidskleed moeten zitten, lieve Genoveva.”
In het rijk van Prins Arthur woonde een oude weefster. Ze was bekend om de prachtige kledij die ze vervaardigde. Alleen zij zou in staat zijn om het mooiste bruidskleed voor de prinses te maken. Helaas was de oude vrouw door ouderdom blind geworden. De prins keerde bedroefd terug naar het paleis.

Een wijze uil had het verhaal gehoord en zocht hulp bij de vogels, die uitermate goed waren in het onderscheiden van alle kleuren.
De volgende dag zat de oude weefster te treuren bij haar weefgetouw omdat ze niet in staat was om het prachtige trouwkleed te vervaardigen. “Wist ik nu maar wat rood was”, zuchtte ze.
Plots voelde ze dat een snaveltje haar een rood stuk zijde tussen de vingers duwde.
Samen met de vogels werkte de vrouw dag en nacht aan het kleed. Toen het af was straalde ze van geluk. Onmiddellijk liet ze de prins komen. Ook hij was dolgelukkig.
Omdat de vogeltjes zo in de weer waren geweest met de gekleurde zijde, hingen ze vol met verf.

 
Bron: Efteling en Eftelpedia